Het leek zo goed te beginnen, ergens begin jaren negentig van de vorige eeuw. Ik had een baantje bemachtigd als studentassistent op een economiefaculteit en op mijn eerste loonstrookje stond dat ik premie betaalde aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.

Koud op de arbeidsmarkt en al direct bouwen aan een pensioenvermogen dat mij een luxe en veilige oude dag zou bezorgen. Het gaf me het prettige gevoel verstandig bezig te zijn.

Pas twee jaar later kwam ik erachter dat het net even anders zat. Ik bekeek gedachteloos een overzichtje van mijn pensioenfonds en zag dat ik na 24 maanden premiebetaling precies nul gulden aan pensioen had opgebouwd.

Dat moest een foutje zijn. Ik belde naar het ABP om de zaak recht te zetten. Maar het bleek geen vergissing. “Onder 26 jaar betaalt u wel premie, maar bouwt u geen pensioen op”, vertelde een vriendelijke dame. “Zo doen we dat.”

Geld genoeg

Inmiddels heeft het ABP deze regel geschrapt. Maar mijn eerste ervaring met de het Nederlandse pensioensysteem zou tekenend zijn voor de rest van mijn pensioencarrière.

Alleen aan het einde van de jaren negentig leek alles mee te zitten. Het pensioenfonds van Reed Elsevier gunde de werknemers een premievrij pensioen. Het fonds had geld genoeg, en ik en mijn collega’s bouwden gratis pensioenrechten op.

Fijn voor ons, maar natuurlijk oliedom van het pensioenfonds. Anno 2013 staat de dekkingsgraad van het Elsevierfonds op een zielige 99 procent en heeft men flink moeten afstempelen.

Gelukkig had ik mijn eigen pensioenaanspraken toen al lang en breed doorgeschoven naar een ander fonds bij een andere werkgever. En later nog een keer. Bij elke waardeoverdracht bekroop mij wel het gevoel dat er een nogal grove kaasschaaf over mijn pensioenvermogen heen werd gehaald.

Domste pensioenbeslissing

In 2005, op 39-jarige leeftijd, maakte ik de domste pensioenbeslissing uit mijn leven. Ik werd zzp'er.

Nooit meer een werkgever, het klonk goed. En nooit meer een pensioenfonds ook. Maar wat ik niet besefte, was dat ik daarmee mijn meest lucratieve pensioenjaren weggooide. Of beter: wegschonk aan het pensioenfonds.

In Nederland legt jong en oud naar rato van het inkomen evenveel aan pensioenpremie in. Maar wat een jonge werknemer inlegt, kan veel langer rendement maken. Dus eigenlijk betalen jongeren te veel. Dat wordt later weer goed gemaakt als ze oud worden en te weinig betalen. Deze zogenoemde ‘doornsneepremie’ pakt dus per saldo eerlijk uit. Tenminste in theorie.

Want wat als de jonge werknemer geen oude werknemer wordt, maar een oude zzp'er, zoals ik? Dan betaal je wel eerst te veel, maar later niet te weinig. Volgens Martin Pikaart, auteur van De Pensioenmythe, kost dit geintje me mogelijk een bedrag ter waarde van vier jaar pensioenuitkering.

Zelf sparen

Er zat maar een ding op: zelf sparen. Dat ben ik consciëntieus gaan doen. Iedere maand zet ik automatisch een flink bedrag uit mijn netto-inkomen weg op een spaarrekening. Het is inmiddels aangegroeid tot een aardig bedrag.

Ja, ik begrijp dat deze manier van pensioensparen buitengewoon simplistisch is. Het geld staat te verstoffen op een doodgewone spaarrekening waarvan de rentevergoeding nauwelijks genoeg is om de jaarlijkse vermogensrendementsheffing te betalen.

Ik profiteer op deze manier niet van de fiscale subsidies die de overheid op pensioensparen geeft. En zo’n simpele spaarpot verzekert mij niet tegen lang leven - het geld is op, maar ik nog niet  - of vroeg sterven - ik ben op, maar mijn kinderen moeten nog studeren.

Dagelijks vallen er brochures in de bus die mij aansporen om iets slimmers te doen met mijn pensioenpotje. Ik moet beleggen, ik moet banksparen, ik moet lijfrentes, levensverzekeringen en kapitaalverzekeringen kopen. Boekhouders dringen er op aan dat ik een Fiscale Oudedagsvoorziening (FOR) op m’n balans zet. Of toch op z’n minst het spaargeld tegen een wat hogere rente voor langere tijd vastzet.

Met dat laatste punt ben ik het eigenlijk wel eens. Ik zou m’n spaarpotje voor tien jaar vast moeten zetten. Als het tegen een kleine boete mogelijk is om er in noodgevallen toch bij te kunnen, loop ik geen extra risico’s.

Maar de rest van de adviezen leg ik voorlopig toch naast me neer. Niet omdat ik weet dat wat ik nu doe verstandig is, maar juist omdat ik daarover twijfel. Tegenover de voordelen van belastingvriendelijk sparen, beleggen en verzekeren, staan volgens mij ook flinke nadelen. Hieronder vat ik mijn twijfel samen in drie stellingen.

Stelling 1: Pensioensparen doe je uit je brutoloon

Voor: Betaal nu geen belasting, maar pas na je pensionering. Dat mag in Nederland. Men noemt dat de ‘omkeerregel’. Het belastingpercentage is na je pensionering lager, want gepensioneerden betalen geen AOW-premie. Bovendien val je mogelijk in een lagere belastingschijf. Kassa!

Tegen: De vraag is hoelang de omkeerregel nog veel geld oplevert. Een flink deel van de AOW-uitkeringen wordt tegenwoordig betaald uit de algemene middelen, en niet uit de (gemaximeerde) AOW-premie. Dat deel betalen gepensioneerden via de belastingen dus ook mee.

Naarmate de Nederland verder vergrijsd zal de overheid de verleiding niet kunnen weerstaan om de AOW helemaal te fiscaliseren. Rijkere gepensioneerden moeten dan ook AOW-premie betalen, en dan maakt het niet zoveel meer uit of je nu of straks afrekent met de fiscus.

Stelling 2: Pensioensparen doe je zonder vermogensbelasting te betalen

Voor: wie een pensioenproduct koopt of gaat banksparen, hoeft over dat geld geen vermogensrendementsheffing te betalen. Dat scheelt jaarlijks 1,2 procent van het pensioenvermogen. Die subsidie kun je niet laten liggen

Tegen: De grote vraag is naar wie dit belastingvoordeel in de praktijk gaat. De aanbieder van het pensioenproduct wil ook geld verdienen. De overheid heeft banken en verzekeraars het alleenrecht gegeven op het aanbieden van belastingvrij pensioensparen. Dat geeft deze partijen marktmacht, waardoor ze een flink deel van het voordeel naar zich toe kunnen halen. Welke bank en verzekeraar is te vertrouwen?

Stelling 3: Pensioenparen voorkomt kortzichtigheid

Voor: De mens is een kortzichtig dier. Vandaag telt meer dan morgen. Automatische en verplichte periodieke inleg voorkomt dat je een nieuwe smartphone koopt met het geld dat je eigenlijk in je pensioenpot had moeten stoppen. Bovendien kun je niet voor je pensionering bij je geld. De jonge 'ik ' kan de oude 'ik' niet bestelen.

Tegen: Er kan van alles mis gaan in het leven van de zzp'er. Debiteuren die niet betalen, grote klanten die op de fles gaan, ziekte,  scheiding.  Een liquide buffer is heel wat waard. Een gewone spaarpot kan tegelijkertijd dienen als verzekering tegen wanbetaling, ziekte, relatieproblemen én lang leven. Een vaste pensioenpot verzekert alleen dat laatste.

Ik ben er nog niet in geslaagd de voor- en nadelen rationeel af te wegen. Totdat me dat lukt, ga ik maar gewoon door met sparen uit m’n nettoloon en storten in m’n doodgewone spaarrekening. Zo hou ik mijn opties open.

Dit artikel is het eerste in een reeks in De Maand van het Pensioen. De Maand van het Pensioen wordt mede mogelijk gemaakt door BeFrank. Klik hier voor meer informatie.

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl